Links & Literatuur Contact Zoek Home

spacer spacer
Bloemen des velds
Algemeen

Het Plantenrijk van de Bijbel


Het beloofde Land
Volgens de Bijbelse overlevering zou het hoofd van een nomadenstam, een zekere Abram, de stamvader zijn van het joodse volk. Met hem begint in de joodse geschiedenis het tijdperk van de aartsvaders (stamvaders). Op bevel van een eerst nog naamloze God die later Abrams naam in Abraham (vader van vele volkeren) zou veranderen, trok Abram naar het land Kanaän, waarmee de Palestijnse kuststrook werd aangeduid. Dit vruchtbare gebied werd hem en zijn nageslacht als vaste woonplaats beloofd.

Landbouw in het Bijbelse Israël
Landbouw in het Bijbelse Israël
(Klik op de foto voor een vergroting)

Voorlopig kwam er echter niets van vestiging op een bepaalde plaats. De Kanaänieten bewoonden de vlakten in versterkte steden en waren ongenaakbaar. Abraham en de zijnen hielden zich op in de onbewoonde hoger gelegen gebieden. Toch waren er wel contacten over en weer en werd er handel gedreven. Abrahams zoon Isaäk en diens zoon Jakob volhardden in dit bestaan. De laatste zou met zijn twaalf zonen en zijn omvangrijke familie om hongersnood te vermijden zijn toevlucht hebben gezocht in Egypte, waar hij zich in de Nijldelta vestigde. Op den duur werden de nakomelingen van Jakob door de farao's als slaven gebruikt.

De belofte dat God hun het 'beloofde land' zou geven, bleef echter onder hen leven. Zij vonden een bevrijder in Mozes, aan wie God zich openbaarde als Jahweh. Mozes voerde hen uit Egypte weg naar de Sinaï, waar God hun zijn gedetailleerde wetgeving voorschreef. Na een tocht van 40 jaar bereikten zij Kanaän ter hoogte van Jericho. Nadat ze eerst die stad hadden veroverd, zou de gezamenlijke legermacht van het inmiddels tot twaalf stammen uitgegroeide volk onder leiding van Jozua het beloofde land hebben veroverd.


Het land van Israël, zoals dat in de Bijbel wordt beschreven, lag ter weerszijden van de Jordaan. Het grensde aan de twee grote mogendheden van die tijd: in het noorden aan Assyrië en in het zuiden aan Egypte. Net als vandaag de dag vormde het land een corridor tussen noord en zuid, een kruispunt van grote wegen van en naar Azië en Afrika.



Kenmerkend zijn de bergruggen die van Noord naar Zuid lopen en het land in vier langgerekte stroken verdelen. Elke strook is door haar bodemgesteldheid, klimaat en flora duidelijk van de andere te onderscheiden. Daar is de afgelopen miljoen jaar nauwelijks iets aan veranderd. De vruchtbaarheid neemt af, als de hoeveelheid neerslag per jaar minder wordt. En dat is van noord naar zuid het geval. In Judea vangt de westelijke bergrug de regen op die uit de richting van de zee komt. Zodoende verandert hij de hellingen aan de oostkant in woestijngebied. Tot zo'n 20 km tem zuiden van Hebron zijn de berghellingen bedekt met landbouwgebieden die het van de regen moeten hebben. Ook komen er bomen voor, hoewel er royaal is gekapt. Verder naar het zuiden is de neerslag te gering om het verbouwen van gewassen blijvend mogelijk te maken.
In de Bijbel vormen regen en droogte, hitte en koude vaste motieven in gedichten en spreuken, in vermaningen, in vloeken en zegeningen. Honger en hongersnood worden wel 100 x genoemd. Klaarblijkelijk waren zij de grootste rampen die men had te vrezen. Het welslagen van de oogst was voor het grootste deel afhankelijk van de neerslag en de dauw. Regen betekende vaak het verschil tussen leven en dood!!!

Een Palestijnse boer

"Gij zult niet ploegen met een rund en met een ezel tegelijk" (Deuteronomium 22:10).


Indien gij nu aandachtig luistert naar de geboden, die ik u heden opleg, zodat gij de Here, uw God, liefhebt en Hem dient met uw ganse hart en uw ganse ziel, dan zal ik de regen voor uw land op zijn tijd geven, de vroege en de late regen, zodat gij uw koren en uw most en uw olie kunt inzamelen, en ik zal op uw veld gras geven voor uw vee, zodat gij kunt eten en verzadigd worden. Neemt u ervoor in acht, dat uw hart zich niet laat verlokken, zodat gij afwijkt, andere goden dient en u voor hen nederbuigt. Dan zou de toorn des Heren tegen u ontbranden en Hij zou de hemel toesluiten, zodat er geen regen komt, de bodem zijn opbrengst niet geeft en gij weldra te gronde gaat in het goede land, dat de Here u geven zal. (Deuteronomium 8:7-10)

De Negev is grotendeels een woestijn, maar er zijn wel gebieden geschikt als weiland of hier en daar zelfs als bouwgrond. Er komen namelijk elk jaar enorme stromen water langs de berghellingen omlaag. Die omstandigheid maakte het mogelijk een speciaal soort landbouw te ontwikkelen, zelfs in de dorre woestijn. Hij werd uitgeoefend op terrasvormige velden en bevloeid met het omlaag stromende waterl
De Jordaanslenk maakt deel uit van een slenk die in Noord-Syrië begint en doorloopt tot aan de Zambesi in Afrika. Het noordelijkste deel wordt meestal de vallei van Dan genoemd. Ze vormt een bijzonder vruchtbare vlakte met veel bronnen. Er stromen drie beken doorheen, die samenkomen en zodoende de Jordaan vormen. Ten zuiden van de Choelavlakte stroomt de Jordaan door een diepe vallei om dan in het meer van Galilea uit te monden. Aan weerszijden liggen vruchtbare vlakten .

De bergen bij Jeruzalem
De kale heuvels ten oosten van
Jeruzalem
(Klik op de foto voor een vergroting)

Het dal van de Jordaan van Beth Shean tot aan de Dode Zee heeft door de geringe neerslag weinig vegetatie. Verder naar het zuiden wordt de Jordaan steeds zouter. Typerend zijn de bossen die hoofdzakelijk uit eufraatpopulieren en tamarisken bestaan. Beide bomen kunnen een vrij hoog zoutgehalte hebben. Vanaf het gebied even ten noorden van Jericho stromen zoetwaterbronnen en -beekjes uit in de Jordaan en de Dode Zee. Zij zorgen voor de grote oases van b.v. Een-Gedi, Zohar en Jericho.
Ten zuiden van de Dode Zee ligt het dal van Arava, dat 180 km lang is. De bodem is rijk geschakeerd en bestaat uit de rotsachtige ondergrond van de woestijn met zandverstuivingen en zandvlakten, zoutmeren en waaiervormige wadi's vol kiezelstenen. In bijbelse tijden was deze vallei dun bevolkt met nomadenstammen. De handelswegen die van de Rode Zee naar de bevolkingscentra van het binnenland voerden, liepen door dit gebied.

Het Plantenrijk

In Israël komen ongeveer 2600 plantensoorten voor: wilde kruiden, bomen en struiken in het bos, planten bij rivieren en moerassen, planten in de wildernis (woestijnvegetatie), distels en doornen, bloemen des velds, geneeskrachtige en keukenkruiden, en balsemachtige kruiden die gebruikt worden bij de wierook-en parfumindustrie. De landschappen bestaan uit bossen, gebieden met allerlei soorten struikgewas, moerassen, woestijnen en zoutsteppen.

Van alle oude boeken over godsdienst en geschiedenis spreekt de Bijbel het meest over de natuur. De aandacht gaat vooral uit naar gewassen die en rol in de landbouw of het godsdienstig ceremonieel spelen, maar in dichterlijke gedeelten of spreuken komen ook de nodige planten voor. De verwijzingen naar planten slaan op alle mogelijke aspecten van het dagelijkse leven. Zo geeft de Bijbel een zeer gevarieerd beeld van het boerenbedrijf. Er bestonden talrijke rituelen, agrarische voorschriften en algemene wetten die op zichzelf al een aanwijzing vormen dat de akkerbouw op een hoog peil stond. Bovendien was er een aantal populaire gewoonten die samenhingen met het feit dat landbouw de voornaamste dagelijkse bezigheid was.
De hele maatschappelijke opbouw, levensonderhoud en gezinsleven in het oude Israël draaiden vrijwel uitsluitend om de landbouw. In Bijbelse gelijkenissen worden daar dan ook vaak beelden uit geput. Woorden als 'wortel', 'vrucht' , 'zaad' , 'oogst' en dergelijke komen herhaaldelijk in symbolische betekenis voor. Zie bv. Spreuken 11:30, Jeremia 17:6, Ezechiël 17:5, Hosea 6:11, 14:6 en Amos 6:12.

De zeven zegeningen
De zeven zegeningen
Jeruzalem
(Klik op de foto voor een vergroting)

De belangrijkste cultuurgewassen waren: tarwe, gerst, olijven, druiven, vijgen, granaatappelen en dadels, die in de Bijbel de Zeven Zegeningen genoemd worden. Ook peulvruchten waren heel belangrijk. Soms werden er hele akkers mee vol gezaaid, maar vaak groeiden ze ook in tuinen bij de huizen. De Bijbel vermeldt linzen, tuinbonen en kekers, maar er werden w.s. ook doperwten, voederwikke, en fenegriek verbouwd. Het gros was afkomstig van inheemse plantensoorten uit naburige landen.


Er is in de oudheid maar zelden een volk geweest dat zoveel planten in zijn eredienst betrok als de Hebreeën in de Bijbelse tijd. Profeten oefenden hun functie uit in de schaduw van een boom en koningen werden er gezalfd. Later dienden bomen - en in de woestijn struiken - als plaatsen waar men vooraanstaande lieden begroef (1Kronieken 10:12).
De banden met het plantenrijk vonden het duidelijkst hun uitdrukking in de tijdstippen waarop de hoge feesten werden gevierd. Die stonden helemaal in het teken van het agrarische gebeuren. Pasen (Pesach) valt in de lente, als de gerst begint te rijpen en de eerstelingen van de oogst naar de priester moesten worden gebracht (Lev. 23:10).
Pinksteren (Sjavoeoth) was het oogstfeest in het begin van de zomer, in de tijd van de tarweoogst. Ook bij deze plechtigheid werden eerstelingen van de vruchten van het land (Bikoerim) aan de Here aangeboden (Deut. 26:2).
Het derde feest is dat der loofhutten (Soekkoth), het feest van de vruchtenpluk. Het viel in de herfst, als het fruit werd geoogst en het jaar wat de boeren betrof, op zijn eind liep (Deut. 16:13). Bij dit feest moesten de Israëlieten vier verschillende soorten takken verzamelen. Deze dienden als teken van dankbaarheid voor de zegen die God aan het land had geschonken.


En op de eerste dag zult gij u nemen takken van schoon geboomte, palmtakken en meien van dichte bomen met beekwilgen, en zult voor het aangezicht des Heren uws Gods zeven dagen vrolijk zijn (Leviticus 23:40).
Het gaat om de etrog (een soort citroen), een jonge palmtak, mirtetakken en takken van beekwilgen.


Veel godsdienstige voorschriften hadden betrekking op het boerenbedrijf en wat daar werd geproduceerd. Tijdens de oogst moesten aren die op de akker waren achtergebleven, daar ook blijven liggen voor de armen. Evenmin mochten de hoeken van het veld helemaal worden afgemaaid. Van alle oogsten en andere opbrengsten van het land werden tienden geheven als honorarium voor de tempeldienst van priesters en levieten. Wat aanvankelijk een soort salaris was, groeide naderhand uit tot een verplichte bijdrage aan de armenkas


Wierook speelde een belangrijke rol in de eredienst. Hij werd gemaakt van kostbare harsen, balsems en andere stoffen die door bomen en struiken werden opgeleverd en meestal uit verre landen werden geïmporteerd via de zgn. Wierook- en Specerijen route. De karavanen met kamelen vervoerden bovendien pistachenoten, amandelen en walnoten, die als kostbare geschenken golden!



Christus en de wijnstok

Sluitsteen van een gewelf met het gelaat van Christus, omgeven door een wijnrank (Dijon, Frankrijk)
De tekst die hierbij hoort is te vinden in Joh. 15:1 waarin Jezuszegt dat hij de ware wijnstok is

De wijnstok

De wijnstok is het zinnebeeld van overvloed en Gods zegening in de toekomst.

Zie, de dagen komen, spreekt de Here, dat de ploeger de maaier en de druiventreder de zaadzaaier genaken zal; en de bergen zullen van zoete wijn druipen en al de heuvelen zullen smelten.
(Amos 9:13)

Aan de andere kant kon de zegen ook in vloek verkeren en overvloed in verwoesting. Dat gebeurde, als het volk werd gestraft en Jesaja profeteerde dan ook al dat
"De blijdschap en vrolijkheid weggenomen is van het vruchtbare veld; en in de wijngaarden wordt niet gezongen noch enig gejuich gemaakt; de druiventreder treedt geen wijn uit in de wijnbakken; Ik heb het vreugdegeschrei doen ophouden" (Jes. 16:10)

De bodem van Israël en zijn klimaat bieden de best mogelijke voorwaarden voor de wijncultuur. De wijngaarden van het land worden telkens naast de akkers genoemd, zijn most op één lijn met zijn koren en olie, en wanneer de zegeningen van het land worden opgesomd staat er:

een goed land....; een land van tarwe en gerst, van wijnstokken, vijgebomen en granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen en honig.

Wijngaarden werden bij voorkeur aangelegd op de vele daartoe zeer geschikte hellingen en hoogvlakten:

Mijn geliefde had een wijngaard op een vruchtbare heuvel (Jes. 5:1)


Maar ook in de dalen waren er wijngaarden, b.v. in de vlakte van Sharon, en het dal Eskol, dat ten zuidwesten van Hebron gelegen moet hebben.
In het boek van de profeet Jesaja wordt de aanleg van een wijngaard beschreven: De grond wordt omgespit, uitgegraven en van stenen gezuiverd. Stenen wallen worden opgericht om de aarde vast te houden, aangezien een wijngaard op een berghelling terrasvormig moet worden aangelegd, anders neemt het water de aarde mee. Daarop worden de wijnstokken geplant en de wijngaard wordt omheind met een heg of met wallen, wat met grote zorg moet gebeuren en niet op de manier van de verstandeloze mens (Spr.24:31), die de stenen muur neergehaald liet liggen en zijn wijngaard liet overgroeien met distelen. De heg dient als beschutting tegen het vee, dat anders de planten vertrapt (Jer. 12:10), tegen everzwijnen en ieder die langs de weg voorbijgaat, zoals staat in Ps. 80:14, waar de dichter zijn volk vergelijkt met een wijngaard, die de eigenaar heeft prijs gegeven door zijn muren te doorbreken. (Het volk Israël wordt vaak met een wijnstok vergeleken).
In het N.T. vinden we het beeld van de wijnstok in de gelijkenissen over 'de arbeiders in de wijngaard; (Matth.20:1) en in Johannes 15:1 wanneer Christus over zichzelf zegt, dat Hij de ware wijnstok is.


De olijfboom
De olijfboom
(Klik op de foto voor een vergroting)

De olijfboom:

De Olijfboom heeft vele betekenissen. Soms is het een beeld van het volk ten tijde van zijn welvaart. Eveneens kan hij dienen als beeld voor de vromen, die onder Gods bescherming staan:

...maar ik ben als een groenende olijfboom in het huis van God; ik vertrouw op Gods goedertierenheid altoos en immer (Ps.52 :10)

Bij Jesaja is de olijvenoogst een beeld voor het wereldgericht:

Want zo zal het zijn op de aarde onder de volken: als bij het afslaan van de olijven, als bij de nalezing wanneer de wijnoogst ten einde is. (Jesaja 24:13)

De lager hangende vruchten werden geplukt of met de handen afgestreken. De vruchten, die in de top van de boom bleven zitten, mochten volgens de Mozaïsche wetgeving niet geplukt worden, maar moesten de vreemdelingen toevallen, de wezen en weduwen.
De olijven werden geoogst in de herfst, in manden opgevangen en naar de olijfpers gebracht. ze werden geplet onder een grote, ronddraaiende steen en de straal olie, die er dan onderuit spoot, werd opgevangen in een reservoir onder de grond. De bekendste olijfpers stond in de Hof van Gethsemane, aan de voet van de Olijfberg. (Gathsjemanim betekent letterlijk olijfpersen)
Het olijfblad geldt als symbool van de vrede en is sinds de vroegste tijden van de menselijke geschiedenis het teken van hoop en nieuw leven. Dat komt tot uiting in het bijbelverhaal van de zondvloed:

....en de duif kwam tegen de avondtijd; en zie, een afgebroken olijfblad was in haar bek; zo bemerkte Noach, dat de wateren van boven de aarde gelicht waren (Gen. 8:11)


De Rechtvaardige - of men nu een bepaalde mens op het oog had of het hele volk van Israël - wordt in de Bijbel met deze altijd groene boom vergeleken.
Olijfolie werd gebruikt bij het bereiden van brood, om licht te maken thuis en in de tempel, voor de Heilige zalfolie, waarmee koningen en priesters gezalfd werden en om specerijen, wierook en lekkere geurtjes in op te lossen. De Barmhartige Samaritaan goot olijfolie en wijn in de wonden van de door rovers aangevallen man.


De dadelpalm
De dadelpalm
(Klik op de foto voor een vergroting)

De dadelpalm

Ook de dadelpalm met zijn hoge, rechte stam was voor de oude Hebreeën het beeld van de rechtvaardige mens:

De rechtvaardige zal groeien als een palmboom, opschieten als een ceder van de Libanon (Ps.92:13)

In het Hooglied vergelijkt de dichter zijn geliefde met een palm met dadeltrossen. (Het Hooglied is een liefdeslied tussen een herder en een herderinnetje, waarin de bruidegom zijn bruid vergelijkt met een lusthof met allerlei kostelijke bomen, specerijen, struiken en bloemen. Dit beeld wordt met oosterse breedvoerigheid tot in de kleinste details uitgewerkt:

Wat uit U opspruit is een lusthof van granaatappelbomen....met nardus en saffraan, kalmus en kaneel, met allerlei wierookstruiken...Gij zijt als een lelie tussen de doornen....Mijn handen dropen van myrrhe... uw ranke gestalte is als een palm, en uw borsten zijn als dadeltrossen....

Van Salomo's tijd af tot onze dagen toe zijn de palm en zijn bladeren voorbeelden geweest voor kunstenaars en architecten, vooral voor reliëfs. In de tempel van Salomo bevond zich rondom op alle muren beeldhouwwerk.
Palmtakken zijn het symbool van de vreugde en de overwinning en werden o.a. bij het Loofhuttenfeest gebruikt. Men droeg ze in de handen bij overwinningsfeesten en wanneer men een koning welkom heette. Allebei deze betekenissen: symbool van de overwinning en huldiging van een koning, vindt men uitgedrukt in de beschrijving van "de grote schare" met palmtakken in de handen voor de troon van het Lam (Openb. 7:9). (Zie ook De Aanbidding van het Lam Gods van de gebroeders van Eyck)

De vijgenboom
De vijgenboom
(Klik op de foto voor een vergroting)

De vijgenboom

De vijgenboom en de wijnstok waren de bomen, die het meest werden aangetroffen in de nabijheid van de woningen. Samen worden deze beide telkens weer genoemd, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, zodat "wijnstok en vijgenboom" bijna een spreekwoordelijke uitdrukking werd. Wanneer de Assyrische opperbevelhebber de leiders van Jeruzalem wil overhalen de stad over te geven, belooft hij hun, dat ieder van hen zal eten onder zijn wijnstok en zijn vijgenboom.(2Kon. 18:31)

De Libanonceder
De Libanonceder
(Klik op de foto voor een vergroting)

Libanonceder

Toen Salomo koning werd, wilde hij een tempel bouwen. Hij sloot een verdrag met koning Hiram van Tyrus om –in ruil voor graan en olie - timmerhout te mogen halen op de hellingen van de Libanonbergen. Hij zond honderdduizenden officieren en soldaten om de kostbare bomen om te hakken. In bijbelse tijden kwamen er dichte cederwouden voor in de Libanon en in grote delen van Taurus in het toenmalige Cilicië.
De ceder werd in de oudheid door de volkeren van het hele Oosten en met name door de diverse koningshuizen als de " heerlijkheid van de Libanon" beschouwd en dienovereenkomstig gewaardeerd.
Vanaf het prilste begin van hun geschiedenis voerden de Egyptenaren al cederhout in om hun gebouwen, schepen, tronen, altaren en wat al niet meer van te maken.
De ceder kan een hoogte bereiken van 30 meter en een stam hebben die 2 of meer meter in doorsnee is. Het is een naaldboom die 2000 tot 3000 jaar oud kan worden!! Hij gold dan ook als een symbool van trots en macht, maar was tevens het zinnebeeld van de rechtvaardige mens (zie boven bij de dadelpalm).

Hysop (= Syrische Hysop)
Hysop (= Syrische Hysop)
(Klik op de foto voor een vergroting)

Hysop (= Syrische Hysop)

Hysop is een houtachtig gewas, dat geen eisen stelt en overal gedijt, terwijl het veel nuttige eigenschappen heeft. Vandaar dat het plantje symbool was voor nederigheid en bescheidenheid. Hysop werd gebruikt bij het reiniginsceremoniëel van een melaatse, of andere onreine. Ook geestelijke onreinheid werd "genezen" door hysop, zoals beschreven staat in Ps. 51:9.

Ontzondig mij met hysop, dan ben ik rein, was mij, dan ben ik witter dan sneeuw.

In de blaadjes zit een stof om het stollen van bloed tegen te gaan. Men moet dit in de oude tijden geweten hebben en misschien is dat ook een reden waarom juist hysop bij reinigingsrituelen en slachtingen gebruikt werd.
Op de vooravond van de Uittocht uit Egypte riep Mozes in opdracht van God de oudsten van het volk bijeen en gaf hun instructies:

Leest uit en neemt u lammeren voor uw huisgezinnen en slacht het Pascha. Neemt dan een bundeltje hysop en doopt het in het bloed dat in een bekken zal wezen, en strijkt aan de bovendorpel en aan de beide zijposten van dat bloed, hetwelk in het bekken zijn zal (Exodus 12:22).
....Zij zullen dat vlees eten in die nacht, aan het vuur gebraden, met ongezuurde broden; zij zullen het met bittere saus eten
(Exodus 12:8).

De Nieuwe Vertaling spreekt van "bittere kruiden" en er zijn waarschijnlijk heel wat kruiden geweest die de Israëlieten tijdens hun tocht door de woestijn bij het paasmaal gebruikten. Men gaat er vanuit dat tot die "bittere kruiden" in ieder geval behoord hebben: cichorei, zuring en molsla. Later zijn de bittere kruiden de bittere slavenarbeid van het joodse volk in Egypte gaan betekenen.


Distels en doornen
Distels en doornen
(Klik op de foto voor een vergroting)

Distels en doornen

Distels en doornen zijn karakteristiek voor elke streek, die onvruchtbaar is of verlaten. "Doornen en distelen" is in de bijbelse beeldspraak zelfs een uitdrukking voor tegenspoed of straf des Heren. De gevaarlijke eigenschap van de distel om zich te verbreiden en andere planten te verstikken komt uit in de gelijkenis van de zaaier (Matth. 13:7). Ook in de boetepredikaties van de profeten neemt de distel een belangrijke plaats in.

Gras en bloemen des velds
Bloemen des velds
(Klik op de foto voor een vergroting)

Gras en bloemen des velds

Gras, nl. groene kruiden in het algemeen, die in de tijd van droogte verwelken, als ze verzengd worden door de zonnebrand, wordt op die manier symbolisch voor het mensenleven, voor aardse eer en glans, die slechts van korte duur zijn. In Ps. 37:20 wordt op deze manier gesproken over de bedrijvers van ongerechtigheid. Men moet op hen niet afgunstig zijn,
want zij verdorren snel als het gras, en verwelken als het groene kruid.

In Ps. 90:5 wordt gezegd dat duizend jaren voor God als een nachtwake zijn:

Zij zijn als een slaap in de morgen, als het gras dat opschiet; in de morgenstond bloeit het en het schiet op, des avonds verwelkt het en het verdort.


Jesaja 40:6-8 Alle vlees is gras, en al zijn schoonheid als een bloem des velds. Het gras verdort, de bloem valt af, als de adem des Heren daarover waait. Voorwaar, het volk is gras. Het gras verdort, de bloem valt af, maar het woord onzer God houdt eeuwig stand.


Jacobus 1:10 Hij zal als een bloem van het gras voorbij gaan



Wie in de lente door de bergen en dalen van Israël zwerft, wordt getroffen door de bloemenweelde . In het Hooglied worden ze onder één rubriek gerangschikt:

De bloemen worden gezien op het land, de zangtijd genaakt en de stem der tortelduif wordt gehoord in ons land (Hooglied 2:12)

Onder deze groep vallen de klaprozen, (roomse) kamille, gekroonde ganzebloem en vele soorten salie.

Leliën des velds
Leliën des velds
(Klik op de foto voor een vergroting)

Een andere groep bloemen zijn de "leliën des velds".
Geef acht op de leliën des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u, dat ook Salomon in al zijn heerlijkheid niet is bekleed geweest gelijk een van deze. Indien nu God het gras des velds, dat er heden is, en morgen in de oven geworpen wordt, alzó bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, gij kleingelovigen? (Matth. 6:28-30)

Volgens de overlevering zijn vooral de anemonen de leliën des velds. Daarnaast kan men denken aan de vele bol- en knolgewasjes die er overal in het wild groeien, zoals blauwe druifjes, rode bergtulpen, irissen, cyclamen, wilde hyacinthen en narcissen.

De Menora
Menora tussen olijfbomen
(Klik op de foto voor een vergroting)

De Menora

Toen Mozes het Volk van Israël door de Sinaïwoestijn leidde, gaf God hem niet alleen de tien Geboden, maar ook instructies voor de ontmoetingstent, die zij moesten bouwen van acaciahout, hoe de Ark gemaakt moest worden, voorschriften voor de priesterkleding, de heilige zalfolie, de verschillende offers en instructies voor de grote kandelaar van puur goud, de Menora:

Hij maakte de kandelaar van louter goud; van gedreven werk maakte hij de kandelaar, het voetstuk zowel als de schacht, de bloemkelken, met knoppen en bloesems, vormden een geheel daarmee. Zes armen staken uit zijn zijden: drie armen van de kandelaar uit de ene zijde en drie armen van de kandelaar uit de andere zijde. Drie bloemkelken in de vorm van amandelbloesem aan de ene arm, met knop en drie bloemkelken in de vorm van amandelbloesem, aan de andere arm...etc. (Exodus 37:17-24)

Salvia Hierosolymitana Boiss
* Salvia Hierosolymitana Boiss
(Klik op de foto voor een vergroting)

Waarschijnlijk heeft de Salvia Hierosolymitana Boiss model gestaan voor de Menora. Deze vaste plant met prachtige blauwe bloemen komt vrij algemeen voor in Israël. Ongetwijfeld werden de geurige bladeren gebruikt als specerij, evenals de andere salie-soorten tegenwoordig nog in gerechten toegepast worden.

Graag wil ik dit summiere verslag van het plantenrijk van de Bijbel afsluiten met het verhaal van de droom van Zacharia, waarin hij de gouden Menora ziet tussen twee olijfbomen, die hun olie geven aan twee oliehouders. Vanuit deze houders stroomt olie in de zeven " lampen" van de Menora. Dan helpt een engel Zacharia lezen, wat in de zeven vlammetjes geschreven staat;

Niet door kracht noch door geweld, maar door mijn Geest! (Zach. 4:6).

Deze tekst, de Menora en de olijfbomen zijn geworden tot het nationaal symbool van de staat Israël.


* Bron: afbeelding Salvia Hierosolymitana Boiss is afkomstig uit het boekje "The Emblem of the State of Israel", door Nogah Hareuveni, in 1988 uitgegeven door Neot Kedumim, The Biblical Landscape Reserve in Israel

Print Print


Fonds Kerktuin NPB Wassenaar